zaterdag 17 mei 2008

EG|PC in residentie, 2005-2006, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.



door fransien van der putt

In de opzet van het Artist in Residence-schap van EG|PC staat geschreven dat zij het lichaam van de danser willen ontdoen van opgelegde vormen. Ze willen komen tot een individuele en authentieke inzet van het lichaam in relatie tot het bewegingsrepertoire van EG|PC. Ook elders duiken bewoordingen op als ‘de waarheid van het lichaam’, ‘de autonomie van de dans’, ‘de danser als visionair’ – het is een terminologie die gemakkelijk als fundamentalistisch kan worden beschouwd, als zou er een a-historisch, oorspronkelijk, autonoom danslichaam bestaan dat tot dito dansbewegingen kan komen. Dient de bestaande (Westerse) dans ontmaskerd te worden? Opdat de ware beweging het licht zal zien...

IL FAUT QUE...

Extreme concentratie, uiterste inspanning en fysieke uitputting spelen een grote rol binnen het werk van Emio Greco en Pieter C. Scholten. Door op de grens van het haalbare te bewegen, verliezen de dansers de controle over het beeld van de beweging. Zij raken in een staat die het sociale, en in zekere zin ook het private lichaam te boven gaat. Door het relatief beperkte bewegingsrepertoire kan de danser zich niet verschuilen in decoratieve variaties. In de veelheid van bijna hetzelfde wordt hij gedwongen zich te concentreren op hoe de beweging zich voltrekt en wat steeds opnieuw het verschil maakt. De tranceachtige kwaliteit die daarmee ontstaat, kan echter alleen worden voortgebracht door een bewust agerende danser en een uiterst heldere articulatie van het lichaam.

Il faut que je vous dise qu’il faut que vous tourniez la tête.

Een vergelijkbaar fascinerend effect doet zich voor in het kijken van de toeschouwer. Als frequente bezoeker van de voorstellingen van EG|PC is het haast onmogelijk de afzonderlijke werken uit elkaar te houden. Daarvoor wordt het oeuvre te zeer gekenmerkt door een uiterst geleidelijke fasering van een beperkt aantal fysieke thema’s. De minuscule detaillering van het lichaam die zo op de voorgrond treedt, opwellend uit de individuele fysieke verhouding van de danser tot het zich langzaam uitbreidende EG|PC-repertoire, scherpt de waarneming van de toeschouwer en brengt die tot op de huid van de uitvoerenden. Niet de inspanning die het kost of de excellente beheersing die aan het dansen ten grondslag liggen maken de meeste indruk, maar de specifieke weg die de dansers afleggen, gaat spreken. Het brengt de toeschouwer zijn eigen lichaam in herinnering.

Het reële lichaam van de danser, dat in zijn concreetheid weerstand biedt aan abstrahering of esthetisering, contrasteert met de kunstmatige leegte waarin het zich begeeft op het podium. Het roept onomwonden om duiding. Niet zozeer vanuit de symboliek, maar vanuit het bewegen zelf, vanuit de textuur van het lichaam in de tijd. In de leegte ontstaat onwillekeurig een betekenisvolle relatie tot alles wat er niet is. Het buiten - de reële wereld en de imaginaire, de context van representaties en discours - dient zich aan in de perceptie van de toeschouwer.

Il faut que je vous dise que mon corps est curieux de tout et moi: je suis mon corps.


Aan de basis van het choreografische werk van EG|PC staat het hervinden van het eigen lichaam. De training die Greco en Scholten gebruiken, vervat in de workshop ‘Double Skin, Double Mind’, is daarbij veelbetekenend. Met een back to the body-benadering wordt de danser door intense en langdurige ademhalingsoefeningen geconfronteerd met de specificiteit van het private lichaam; het lichaam als vergaarbak van talloze invloeden: persoonlijke geschiedenissen, psychologische complexiteiten, maatschappelijke schema’s, cultuur-politieke reflexen, en wat dies meer zij.
“An awareness is developed of the resonance in one’s own body, to perceive oneself and to start to perceive the world around through the body.” (1)

Il faut que je vous dise que je peux contrôler mon corps et en même temps jouer avec lui.

Emio Greco omschrijft het proces dat door deze training in gang wordt gezet, als een terugtrekking, een innerlijke reflectie. Het wordt de danser onmogelijk gemaakt zich alleen in de uiterlijke vorm te verdiepen of zijn lichaam belangeloos of vrijblijvend beschikbaar te stellen voor een of andere toepassing. Eerst moet de diversiteit en instabiliteit van het eigen instrument onderzocht worden. In het begin kan dit confronterend zijn. Angst en agressie komen naar de oppervlakte, maar:
"This preparation can actually empower the dancer to deal with the specifics in the body and to employ them, instead of being unconsciously regulated by them or to cover them up.” (1)

Door binnen de training de nadruk te leggen op gevoeligheid en reflectie binnen het lichaam en die als basis te nemen voor de ontwikkeling van de choreografie, bereiken Greco en Scholten een resonantie in het lichaam van de danser in relatie tot de vorm. De choreografie is in die zin nooit af. De dansers weet wat de bedoeling is, maar blijft steeds op zoek naar de relatie tussen zijn lichaam en de vorm, naar zijn persoonlijke inzet en de mogelijke betekenis die daar uit voortvloeit. En als er dan binnen het bewegingsrepertoire een uitgesproken vorm of veelbetekenende pose opduikt, gaat deze nu niet als een masker aan de dans of de beweger vooraf, maar wordt onderdeel van het spel dat de danser speelt met zijn lichaam.

Voor Greco en Scholten is fysieke uitdaging belangrijker dan beheersing van het lichamelijke beeld. Dit wil niet zeggen dat zij geen techniek toepassen of het zonder vorm stellen. Maar waar veel dansmakers de beheersing en het tonen van de juiste vorm in choreografische arrangementen voorop stellen, kenmerkt het werk van EG|PC zich door fysieke inzet, aarzeling, het stellen van vragen, het tonen van de preparatie en het overgaan van fysieke en mentale grenzen. Het werk maakt de processen die het lichaam doormaakt om tot een vorm te komen aanschouwelijk, sterker nog: het tonen van deze processen behoort tot de kern van het werk. De talloze improvisaties op de vierkante millimeter getuigen hiervan. Er zijn weinig dansmakers wier taal zo’n intense indruk achterlaat. Dat zou dan toch ook een kwestie van uitgesproken vorm moeten zijn. Het roept de vraag op wat in essentie verstaan wordt onder choreografie.

Il faut que je vous dise que je ne suis pas seul.

Nederland heeft een bepaalde danstraditie en het is binnen deze context dat Emio Greco en Pieter C. Scholten ruim tien jaar geleden besloten te gaan samenwerken. De ontvangst van hun eerste werk was problematisch binnen de Nederlandse danswereld. De kracht van het werk werd erkend, maar over de betekenis tastte men luidruchtig in het duister. Spasmen, gekrioel... meer het werk van een danser dan van een choreograaf. Men kon het werk niet plaatsen. Greco en Scholten waren echter heel helder over hun uitgangspunten. Hun eerste voorstelling Fra cervello e movimento - bianco viel samen met een pamflet dat in een van de laatste nummers van het dansblad Notes werd gepubliceerd.(3) Op uitnodiging van het tijdschrift formuleerden zij een beginselprogramma. Luther en Marx werden daarin benoemd tot hun beschermheren. Met de keuze voor deze peetvaders riepen zij een onrustbarend beeld op van het lichamelijk bestaan in het algemeen en dans in het bijzonder: decadentie, uitbuiting, verwaarlozing en verlies van persoonlijke integriteit. De zeven stellingen die het middelpunt van het manifest vormden, gingen weliswaar in positieve zin in op wat hen dreef als makers, maar vielen ook te lezen als een indirecte kritiek op de danswereld. Uit alles sprak de behoefte om de dans te bevrijden van zijn weerbarstige ketenen.

In diezelfde tijd, midden jaren negentig, begon de conceptuele of antidans zich te manifesteren op de Nederlandse podia: voorstellingen die de beweging als zodanig ter discussie stelden en zich concentreerden op de manier waarop ‘het lichaam gekolonialiseerd werd door het dominante discours’, zoals men dat in postmoderne termen uitdrukt. Deze makers hadden uiteraard weinig oog voor de (van oudsher binnen en buiten de danswereld gecelebreerde) bevrijdende werking van beweging. Het establishment van de Nederlandse dans blonk in die jaren uit in het ongecompliceerd toepassen van bekende recepten. De kwaliteit doorstond steeds minder de internationale concurrentie. Greco en Scholten vielen op twee manieren buiten de boot. Hun ideologische inzet kwam weliswaar overeen met de conceptuelen, maar zij deelden niet hun directe maatschappelijk kritische benadering, waarbinnen het lichaam zich vooral tot beeldvorming en representatie moest verhouden. Greco en Scholten bleven inzetten op de mogelijkheid tot een eigenzinnig spreken van het lichaam en de beweging zelf. Tegelijkertijd braken zij volledig met het denken in termen van stijl, vorm, techniek en methode, zoals de gevestigde orde, de Nederlandse moderne dans, dat deed.

Il faut que je vous dise que mon corps m’échappe.

Greco en Scholten zeggen geen techniek te hebben. Zij vinden de centrale rol van techniek en (herhaalbare, overdraagbare, grijpbare) vorm binnen de dans en het dansonderwijs onterecht. Zij willen de positie van techniek ter discussie stellen:
“You know the technique, than you know dance. Technique and style fall together and through this construct you simply access the art. Schools seem to have a tendency to a privileged approach, to be exclusive rather than inclusive. There are so many different trainings in the academies, but all these approaches are considered to be fundamentally different, because of the difference in technique or form. Departments communicate little with each other, let alone with the outside world of movement, physical culture or intellectual reflection.” (1)

Geen enkel lichaam is oorspronkelijk, geen optreden autonoom. Lichamen, bewegingen, gebeurtenissen, al dan niet geënsceneerd, krijgen vorm en betekenis in een steeds wisselende context. Waarom zou iemand zich druk maken over authenticiteit? Welk verlangen wordt er uitgedrukt wanneer Greco en Scholten spreken over authenticiteit van de dans?

De opstelling van Emio Greco en Pieter C. Scholten kan misschien het best begrepen worden vanuit een verzet tegen de manier waarop bepaalde stromingen binnen de moderne dans de presentatie van het lichaam voorop zijn gaan stellen. In de afgelopen decennia is het ‘beeld’ van het lichaam belangrijker geworden dan de beleving van de beweging of beweger zelf.

Il faut que je vous dise que je peux multiplier mon corps.


De obsessie met vorm en bewegingstechniek is in Nederland wellicht groter dan in de ons omringende landen. Naast een ras uit de grond gestampte ballettraditie, laat zich in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw de invloed van de New Yorkse avant-garde gelden.(2) Een hele generatie Nederlandse dansmakers werd geïnspireerd. Zowel de Amerikaanse moderne dans als het in Nederland al dominante neoklassieke of moderne ballet, concentreerde zich meer op vorm en materie dan op expressie van een thema of het ondervragen van de noodzaak van beweging. Het adagium ‘dans drukt niet anders uit dan dans’ is nog steeds van invloed op de werkwijze en perceptie van veel Nederlandse dansmakers. De visuele ordening van het lichaam en van de lichamen in ruimte en tijd, al of niet gebonden aan een conceptueel contract, heeft gemaakt dat ‘het beeld’ van het lichaam belangrijker is geworden dan de beleving van de beweging of de beweger zelf. Ook bij de nieuwste generatie dansmakers, die zich vooral concentreren op vormen van representatie van het lichaam en weinig vertrouwen stellen in zoiets als ‘oorspronkelijke expressie’, komt de hang naar juiste vorm indirect terug.

Maar de obsessie met het beeld van de beweging zou ook gezien kunnen worden als een maskering van het instabiele en diverse binnen het lichaam zelf. Een verdedigingsmechanisme tegen al te gretige blikken en brutale vragen. De verplichte vitaliteit – uitgedrukt in de gedisciplineerde perfectie van het lichaam (al of niet gevangen in een conceptueel contract), de zelfbewuste blik van de performer en, boven alles, de vanzelfsprekende beschikbaarheid van het lichaam, spiegelt de blik van de toeschouwer in plaats van hem toe te laten. In stille bewondering kan deze zo zijn eigen lichaam vergeten. Authenticiteit in dans daarentegen, kan begrepen worden als een wezenlijk oorspronkelijke ervaring van de beweging. Een beweging, niet autonoom of a-historisch, maar losgezongen van het beeld. Gebonden aan en verankerd in het spel van resonanties tussen en binnenin de lichamen van danser en toeschouwer. Bewegingen die het beeld van het lichaam betrekkelijk maken en de individuele geschiedenis van danser en toeschouwer in een fysiek perspectief plaatsen. De roep om authenticiteit speculeert dan op de mededeelzaamheid van een zekere waarheid in de beweging van het lichaam, wanneer dit geconfronteerd wordt met of zich openstelt voor de lichamen om hem heen.


Il faut que je vous dise que je vous abandonne et que je vous laisse ma statue. (3)

En zo zouden ook de woorden van Emio Greco uit een recent verschenen interview begrepen kunnen worden:
“The body can do more than the dance; it is eclectic and in constant mutation. The dance is more limited and choreography is almost an old word that doesn’t really apply anymore. […] It does not really speak enough to the source itself, which is the body. That source is needed to articulate the construction. That is why I think choreography is still worthwhile, as long as it is defined by other ingredients and elements than those normally thought of as dance and composition.” (4)



(1) Citaten uit gesprek van Emio Greco en Pieter Scholten met FvdP, februari 2006.
(2) Voor beschrijvingen van de onderbroken traditie van de Nederlandse danskunst, zie pagina 61 en verder in Holland danst! Danscultuur in de twintigste eeuw, Klazien Brummel, Walburg Pers, 2004.
(3) "il manifesto - fra cervello e movimento", gepubliceerd in Notes, maart 1996.
(4) Citaat uit interview, verschenen in Anja Krans, Vertraagd effect, hedendaags theater in 1 inleiding en 18 interviews, Theater Instituut Nederland, 2005, p. 289.