zondag 8 maart 2009

"I live, knowing that I could be dead in half an hour"

Patricia De Martelaere, one of my favorite writers and a great philosopher, has died this week. She was only 51. Here is an interview from 1998, written by Maurice Timmermans for Observant, a weekly published by the University of Maastricht. For those who read Dutch.


Ik leef in het besef dat ik over een half uur dood kan zijn
"Weet je dat dit een heel exclusief interview is", begint Patricia De Martelaere op haar sobere kamer in het Hogere Instituut van de Wijsbegeerte in Leuven. "Normaal doe ik dit niet meer. Ik houd er niet van dat allerlei dingen over mij worden geschreven. Maar voor universiteitsbladen maak ik af en toe een uitzondering." En als die uitzondering eenmaal is gemaakt, steekt ze zonder reserves van wal over – wat zij noemt - koude kunst. Emotieloze kunst, die ons een vermoeden geeft van de volstrekt ongrijpbare wereld van leven, dood en verandering. "Je daartegen verzetten is zinloos, verspilde energie." Op 20 oktober geeft ze in de aula de Tanslezing.

Niet alleen is ze hoogleraar wijsbegeerte in Leuven, Brussel en Tilburg, maar ook zag ze haar romans en essaybundels meermalen bekroond met een reeks nominaties en prijzen. In haar essays geeft Patricia De Martelaere op een heldere en vaak meeslepende manier haar kijk op onder meer ziekte, taboes, de dood, literatuur en kunst. Doorgaans kijken Nietzsche, Wittgenstein en Freud over haar schouder mee. Maar in haar lezing over koude kunst komen de westerse filosofen nauwelijks aan bod. Daarvoor gaat ze te rade bij Chinese wijsgeren en een Indiaanse tovenaar.

"Verreweg de meeste kunst – bijvoorbeeld een verhaal van Roald Dahl, om maar iets te noemen - geeft commentaar op de ‘menselijke’ wereld", legt De Martelaere uit. "Schilderijen, beelden, gedichten of romans verkennen meestal de sociale, psychologische, politieke of ethische verhoudingen. Soms verrassen deze kunstwerken ons, en redden ons zo van de moordende vanzelfsprekendheid van het alledaagse leven. Het is kunst die oplucht, die "lekker deprimerend" kan zijn. Je bent geschokt, je huilt een potje en bent misschien een paar uur van slag, maar daarna voel je je weer prima."

Maar in deze kunst is de Vlaamse schrijfster niet geïnteresseerd. Haar sympathie ligt bij, wat ze noemt, koude kunst. Dat kunnen schilderijen, gedichten, beelden, romans zijn, die ons een vermoeden geven van de volkomen ongrijpbare wereld van leven, dood en verandering. Een wereld waarover mensen niets te zeggen hebben en waarin wij ons hebben te schikken. Er komt bijvoorbeeld onvermijdelijk een dag dat we doodgaan, geen technologie die daar iets tegen kan ondernemen. Koude kunst is in geen geval lekker deprimerend, maar onrustwekkend, niet leuk meer.

"Bij het gedicht Death without end van de Argentijnse dichter José Gorostiza ervaar ik dat heel intens. Het is als een koude energetische schok, een wegvallen van emoties. Die kunst heeft niets met emoties of betekenis te maken, het is puur fysische kracht."

Plagiaat
Kunstenaars hebben de gave om die ‘ongrijpbare’ wereld of ‘orde der dingen’ te tonen, meent De Martelaere. "Ze laten zich minder leiden door bestaande categorieën of de heersende denktrant, en bekijken de wereld met een andere blik. Dat maakt hen vaak onaangepast, verwant aan krankzinnigen. De dichter T. S. Eliot ziet een kunstenaar niet als iemand die meer te zeggen heeft dan anderen, maar als iemand die niet meer spreekt in eigen naam, iemand die het persoonlijke voortdurend overstijgt. Een medium, in de zin van een geleider – zoals water dat is voor elektriciteit. Eliot wil hiermee niet beweren dat kunst geheel vanzelf tot stand komt, maar in zekere zin lijkt het daar soms wel op."

De Martelaere, die op dit moment aan een nieuwe roman werkt, herkent dit in haar eigen werkwijze. "Als ik eenmaal een concept heb - vage ideeën, bestaande uit een paar metaforen - dan staat me niets anders te doen dan wachten. Maar niet in de zin van niets doen. Het is wachten met een zekere gerichtheid. Niet denken, maar waarnemen in ruime zin, of registreren. Een paar weken geleden bijvoorbeeld zag ik vanuit mijn wagen twee vogels in het midden van de weg neerstrijken, een kwam van links en een ander van rechts. Toen ik dichterbij kwam, vlogen ze weg, ieder naar hun eigen kant. Even verderop zaten twee konijntjes op de weg, die vervolgens uitweken naar beide kanten. En daarna weer twee vogels, ze kwamen van dezelfde kant, streken neer en vlogen samen weer weg. Natuurlijk zijn dit geen mysterieuze voortekens of weet ik wat. Maar het trok wel mijn aandacht, en het was ook precies waarop ik wachtte. Ik wist nu ineens welke kant mijn verhaal op moest. Vaak heb ik het gevoel dat een roman niet van mijzelf is, dat ik plagiaat pleeg op de werkelijkheid. Alsof het eigenlijk allemaal al geschreven is, en dat ik alleen maar goed hoef op te letten."

Eeuwigheid
Evenals koude kunst probeert ook het taoïsme de orde der dingen op te roepen. Een typisch Chinese methode is het terugdenken in steeds grotere perspectieven. Zo is De Martelaere zeer gecharmeerd van een verhaal over een van de grondleggers van het taoïsme, Chuang Tzu.

"Op de dag dat zijn vrouw was overleden, zagen voorbijgangers de meester op de onderkant van een badkuip kloppen en zingen. Omdat ze het hoogst ongepast vonden, spoorden ze hem aan om te treuren en te rouwen. Chuang Tzu gaf onmiddellijk toe dat het ongepast was. En zei: ‘Toen ze net dood was, treurde ik ook, evenals iedereen. Maar opeens dacht ik terug aan het moment dat ze geboren werd, en nog verder, toen ze geconcipieerd werd, en nog verder, aan de adem of wind van haar leven, en nog verder… Nu ligt ze gerust in haar kamer en is ze teruggekeerd in de orde der dingen. Als ik zou huilen, dan zou het lijken alsof ik er niets van begreep."

De Martelaere is gefascineerd, niet door de korte tijd dat ze leeft, maar die ellenlange periode dat ze dood zal zijn. "Altijd al ben ik geboeid door juist dat domein waarover men niet kan spreken. Niet voor niets voel ik me zo verwant met de ideeën van Wittgenstein." De Oostenrijkse filosoof die stelde: waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen. Kort door de bocht: taal schiet op een gegeven moment tekort. Alleen het kunstwerk - volgens Wittgenstein een verschijning in de gedaante van de eeuwigheid, iets dat zich los heeft gemaakt van de wereldse dingen – kan het onzegbare meedelen. En wel door het te tonen.

Een romanschrijver of dichter weet taal te hanteren alsof het geen taal meer is, vindt de hoogleraar. Een gedicht verwoordt namelijk niet zozeer iets, maar toont iets - wat dan ook –, iets wat je op geen enkele andere manier zichtbaar kunt maken. Zo ook muziek. Een symfonie van Beethoven geeft een ervaring die we buiten dit kunstwerk om, niet kunt kennen. Het is geen vertaling van iets dat we al kennen.

Iets dergelijks treft ze ook aan in de openingsverzen van het wereldberoemde taoïstische werk Tao te Ching, van Lao Tse (6e eeuw voor Christus): ‘De Tao (de Weg) waarover men kan spreken is niet de eeuwige Tao; de naam die kan worden genoemd is niet de eeuwige naam; het naamloze is het begin van hemel en aarde’. Lao Tse gebruikt de taal – het menselijke gereedschap bij uitstek - om te verwijzen naar iets wat buiten de taal ligt, naar het rad van leven en dood dat onophoudelijk doordraait.

Moedeloos
Ook herkent De Martelaere veel in de werken van de Amerikaanse antropoloog Carlos Castaneda, die in de jaren zestig tijdens onderzoek in Mexico in de leer ging bij de Indiaanse tovenaar don Juan. De tovenaar of shamaan meent eveneens dat kunstenaars zich voortdurend bewust zijn van het immense, naamloze krachtenveld dat ons beheerst en waarvan wij deel uitmaken. Zijn vertrekpunt is dat onze gedachten en gevoelens ervoor dienen om onze typisch menselijke, beperkte waarneming van de werkelijkheid in stand te houden. Al onze energie gaat op in het voortdurend bevestigen van onze vertrouwde leefpatronen. Maar wie erin slaagt dit denken stop te zetten, bijvoorbeeld door de dood als permanente raadgever te beschouwen, zal heel wat minder energie spenderen aan de alledaagse kleinmenselijke beslommeringen. Die krijgt rechtstreeks toegang tot de werkelijkheid en kan nadenken over de fundamenten van ons denken en waarnemen.

Dit alles ligt De Martelaere nauw aan het hart. "Ik leef voortdurend in het besef dat ik over een half uur dood kan zijn. Zo net nog. Ik ging van huis, zei mijn kinderen gedag en was me ervan bewust dat het misschien de laatste keer was, dat ik ze zou zien. Door een auto-ongeluk bijvoorbeeld. Daarom zeg ik ze bijna altijd gedag vanuit het idee ‘vaarwel’. Maar niet op een sentimentele manier of zo. Ik ben daar helemaal niet panisch of moedeloos onder. Waar het om gaat is dat, juist omdat de dood altijd en overal op ons loert, elk moment ‘in orde’ moet zijn."

Regisseur
Een hyperbewuste manier van leven? De Martelaere: "Ja, maar niet in de zin van hyperrationaliserend. Ik bedoel, westerlingen zouden de hele dag gaan piekeren en nergens anders meer aan kunnen denken. Maar ‘de dood als raadgever’ is niet zozeer een idee, maar eerder een techniek. Een vaardigheid die maakt dat je de dingen voortdurend goed doet of probeert te doen."

Volgens De Martelaere verliezen we veel te veel tijd en energie door nodeloos moeilijk doen. "Je hebt ruzie met je partner of vriend, je bent koppig en weigert het bij te leggen. In plaats daarvan doe je er nog een schep bovenop. Je denkt, dat maak ik morgen of volgende week wel goed. Dat vind ik nu echt verspilde tijd. En misschien is het volgende week wel te laat."

Ook valt haar op hoeveel energie we investeren in ‘onzinnige’ gevoelens. "Angst bijvoorbeeld, een volkomen onproductief gevoel, dat je totaal kan verlammen. Of medelijden, of verliefdheid, en de buitensporige passie die we daaromheen cultiveren. Pure ballast. En wat dacht je van rouwen? Je staat er versteld van hoe je omgeving je verplicht om te treuren. Als je dat niet doet, krijg je te horen: heeft die persoon zo weinig voor je betekend? In onze samenleving dient de intensiteit van het gevoel dat je kunt produceren als waarborg voor de echtheid van je genegenheid. Hoe radelozer iemand na de dood van een dierbare is, hoe groter de liefde was. Die liefde bewijs je dus door ontroostbaar te zijn. Volslagen flauwekul, eigenlijk het beste voorbeeld van zinloos verzet tegen de wereld zoals die nu eenmaal is. Bij dieren zie je dat als de partner sterft het leven al weer snel zijn beloop neemt. Alleen mensen kunnen dat niet accepteren."

In plaats daarvan maken we alles eindeloos gecompliceerd, zegt de filosofe. "Eenzaamheid is een probleem, maar het tegendeel, gebrek aan privacy, is dat ook. Liefde is een probleem, geen liefde ook. Wat moet je eten, wat moet je niet eten, of moet je vegetarisch worden. Als iedereen zich een tikkeltje ‘onmenselijker’ zou gedragen, zou de wereld beter af zijn. Als we minder excessief zouden piekeren, rouwen, treuren, verliefd worden, dan zouden minder mensen geplaagd worden door depressies, liefdesverdriet, noem maar op. Verandering is gewoon een gegeven, en daartoe behoort ook dood en verlies. Je daartegen verzetten is dus zinloos. Dit geldt eveneens voor alledaagse zaken, zoals een ziekte die je vakantieplannen doorkruist of stortregens die je kelder blank zetten. Ik wil allerminst aan cultuurkritiek doen, maar acceptatie van de gang der dingen is in het westen een groot probleem. Op voorhand heeft men over alles zijn ideeën en meningen over hoe de dingen zouden moeten verlopen."

Maar wie kent niet de toevallige samenloop van omstandigheden, die bijvoorbeeld ook in dromen voorkomt. "Dat samenkomen van zinvolle dingen waarvan je de betekenis niet kunt aangeven, maar waarvan je wel voelt dat het een diep inzicht betreft. Maar gek genoeg, als je het aan huisgenoten vertelt, klinkt het heel banaal. En toch weet je dat het een bijzondere droom was."

Op zo’n moment voelt De Martelaere zich een personage in een toneelstuk. "Een kosmisch toneel, dat niet één God als regisseur heeft, maar bestaat uit een gezelschap van amateurs dat zichzelf regisseert. Amateurs die door de samenhang van de dingen boven en buiten hen om soms worden gedwongen tot handelingen die ze zelf niet in de hand hebben. En waar ze zich maar beter niet tegen kunnen verzetten."


Death without end

Oh, what blind joy

What hunger to use up

the air that we breathe,

the mouth, the eye, the hand.

What biting itch

to spend absolutely all of ourselves

in one single burst of laughter.

Oh, this impudent, insulting death

that assassinates us from afar.

over the pleasure that we take in dying

for a cup of tea…

for a faint caress.



…this incessant stubborn dying,

this living death,

that slays you, oh God,

in your rigorous handiwork,

in the roses, in the stones,

in the indomitable stars

and in the flesh that burns out,

like a bonfire lit by a song,

a dream, a huc that hits the eye,



…and you, yourself,

perhaps have died eternities of ages out there,

without us knowing about it,

we dregs, crumbs, ashes of you,

you that still are present,

like a star faked by its very light,

an empty light without star

that reaches us,

hiding

its infinite catastrophe.