zondag 30 november 2008

GRACE (As We Had Never Seen It Before)

Funny anough, yesterday i put an old article about Alexander Baervoets latest work Wachet auf online, just because sometimes i long to see his work, and it is just not possible. Much to my surprise, today i received an invitation:

GRACE (As We Had Never Seen It Before) eine Choreografie, konzipiert und performed von Maren Witte und Alexander Baervoets in der fabrik Potsdam am Sonnabend, 13. Dezember, 2008, um 17 Uhr in Studio 4 im Rahmen unserer Duo-Residenz, ermöglicht durch fabrik Potsdam und Kunst/Werk (B)

Der Choreograph Alexander Baervoets und die Tanzdramaturgin Maren Witte widmen sich in ihrer gemeinsamen Recherche dem Thema „Grace“ (dt. „Gnade“, „Anmut“). Sie untersuchen die Erwartungen, die dieser Begriff hervorruft, sowie dessen soziale, ästhetische, politische und religiöse Aspekte. Weiterhin gehen sie der Frage nach, welches Potential und welche Macht dem Betrachter (als Zuschauer oder Partner) in diesem Kontext zukommt.

Wachet auf - Alexander Baervoets

THEATRALITEIT IS DE HINDERNIS
Lieve Dierckx,
19.10.2007, in Podium

Na meer dan vier jaar relatieve stilte is choreograaf Alexander Baervoets aan heropstanding toe. Wachet auf heet zijn nieuwste productie. De titel verwijst niet voor het eerst in zijn oeuvre naar een Bach-cantate en vervangt de oorspronkelijke werktitel, Girlz only. Hoe doe je dat, herrijzen na een lange periode van luwte? We vroegen hem dat en meer in Monty, Antwerpen waar hij de productie voorbereidt samen met vier danseressen – Claire Croizé, Elodie Juan, Karen Lamberts en Lin Snelling, met geluidskunstenaar Daniel Janssens en met lichtontwerper Hans Meijer.

De stilte kwam er in 2002 na Blind toen Baervoets naar eigen zeggen een nulpunt bereikte in wat voor hem de essentie is van zijn choreografisch werk. Hij ging er samen met twee dansers een experiment aan in een ‘blinde’ choreografie: tijdens het werkproces en de voorstellingen kregen dansers en choreograaf een blinddoek om. Ook andere houvasten moesten eraan: de dansers hadden nooit eerder samengewerkt en tijdens de opvoeringen joeg de ter plekke gesampelde muziek zo loeihard de zaal in dat de dansers zich naast blind ook doof maakten voor enig aanknopingspunt. Het was voor Baervoets een manier om de premisse van zijn choreografisch onderzoek – het loslaten van controle over de choreografie - tot het uiterste door te voeren.



Baervoets: “Toen ik op mijn 34ste aan Blauw (1994) begon wilde ik eigenlijk al jaren gaan choreograferen maar er was een soort van writer’s block dat terug te voeren was naar Merce Cunningham. Ik kon me niet voorstellen wat je na hem nog kon doen. Door het werk van Cunningham te bestuderen, te bekijken live en op video, door er veel rond te lezen ben ik tot de slotsom gekomen dat de toevalsprocedures die hij gebruikt toch telkens weer uitgesloten werden en dat alles opnieuw vast kwam te liggen zogauw het werk tot stand was gekomen. Met alle respect voor Cunningham – elke beginnend choreograaf zou als oefening zijn principes een keer moeten toepassen – vond ik dat daarin een contradictie of een niet durven doordenken van de premisse. Mijn credo is dan geworden, als dans over beweging gaat, dan moet je het niet vastzetten, laat het gewoon gebeuren. Dat is voor mij een esthetisch en ethisch gegeven dat ik tussen 1994 en 2002 constant bevraagd en bekritiseerd heb. Natuurlijk kwam ik al heel snel bij improvisatie uit. Door mijn improvisatiesolo’s op Bach, Das Wohltemperierte Klavier, leerde ik Steve Paxton kennen die zelf op de Goldbergvariaties improviseerde. Ook daar moest ik het verschil vinden maar dat was in dit geval relatief eenvoudig: ik ben een cerebraal mens en Paxton vertrekt voornamelijk vanuit het fysieke: wervels, pezen en spieren. Zelf ben ik vooral geïnteresseerd in muzikaliteit. Natuurlijk moet je die dan nog plastisch plaatsen op een scène maar het gaat me toch in de eerste plaats om abstracties die vooral in de sfeer van tijd en ruimte liggen. Bewegen beschouw ik eerder als een vessel, een middel om tijd en ruimte zichtbaar te maken. Wat het lichaam precies doet interesseert me niet zo, wel het hoe en het wanneer. Na Blind had ik het idee dat ik mijn ei gelegd had, dat ik in mijn onderzoek niet verder kon gaan. Dan sta je voor de keuze: je kan jezelf blijven herhalen of desgevallend terug naar af gaan om het hele parcours opnieuw te doorlopen maar ik heb rustig de tijd genomen om te bekijken en vooral te voelen hoe ik verder wilde.”

In Wachet auf gaat Baervoets een experiment aan met uitgesproken theatraliteit en duidelijke referenties. Maar de engelenvleugels en de social dance, de leunstoelen en de maagdelijk witte lakens zijn opnieuw niet meer dan ingebouwde hindernissen waarachter maximale choreografische uitpuring lonkt.
“Ik heb het nodig om in mijn werk een moeilijkheid in te bouwen waar ik tegen aan kan schuren. In Wachet auf is het theatraliteit geworden. Wat niet inhoudt dat ik naar betekenis zoek, daar ben ik tot op vandaag niet mee bezig. Het zijn moedwillig gekozen horden waar ik op een abstracte manier mee aan de slag ga. Ook voor de dansers is de opdracht niet altijd eenvoudig: soms stellen ze zich serieus vragen over bijvoorbeeld ironieloos maniërisme of een meezinger voor het publiek. Dat is hen zo ingepeperd als not done, dat je evengoed weer muren moet gaan slopen. Af en toe lukt me dat niet en moet er een horde bij voorbaat omver.”

De nieuwe theatraliteit kiemde in (no) Copyright, een serie van vier improvisatieonderzoeken uit de vier jaar durende reflectieperiode, en die onder andere een ludieke reactie waren tegen overproductie in dans.
“De uitdaging was om telkens op korte termijn met een nieuwe cast een moeilijk thema aan te vallen en op een week een productie op poten te zetten. We begonnen maandag te werken en op vrijdag en zaterdag was er voorstelling. Door dat opzet heb ik telkens een compleet ander universum kunnen aanspreken. Vrai amour bijvoorbeeld, de derde uit de serie was helemaal op drama gebaseerd. Ook de verticale lijnen waarop we in Wachet auf werken werden daar voor het eerst gebruikt. Dat die stukken een soort voorbereiding zouden zijn op Wachet auf wist ik toen niet, wel kom ik opnieuw tot dezelfde slotsom, choreograferen is een werk van schrappen en schrappen tot je alleen nog de essentie overhoudt of dat althans probeert.”

Baervoets werk krijgt steevast de omschrijving abstract en rationeel. Toch zijn emotionaliteit en intuïtie de motor in elk creatieproces en muziek de brandstof. In Wachet auf is dat niet anders.
“Liefst hang ik ergens tussen emotie en helderheid, dat ik het ding zijn eigen ding kan laten doen, en dat ik tegelijk de helderheid over de structuur bewaar. Maar zowel in termen van mijn lichaam als danser als in termen van mijn choreografie wil ik dat de logica van binnenuit klopt. Dat gebeurt allemaal zeer intuïtief, zonder beschouwing van buitenaf want die leidt tot foute keuzes.“
In tegenstelling tot ijkpunt Cunningham gebruikt Baervoets muziek puur emotioneel – daarin noemt hij zich helemaal een expressionist en een modernist. Geluidskunstenaar Daniel Janssens die sinds Swollip (2002) vaste compagnon de route is, duikt voor de gelegenheid in de klassieke muziekliteratuur, een voor hem, anders dan voor Baervoets, onontgonnen gebied. Baervoets: “Onze samenwerking is een creatieproces op zich, een voortdurende uitwisseling van aanzetten en voorstellen. Live muziek is duur, dat is wat ik prefereer, maar wat Daniel doet, live mixen, is het best denkbare alternatief. Zeker in Wachet auf waar ik binnen mijn beperkte kunnen zelf achter het harmonium ga met het leidmotief uit de gelijknamige cantate van Bach - Bach en samplen is namelijk niet meteen iets wat goed samengaat. En voor mij blijft hij de componist aller componisten.”


Wachet auf
– Choreografie: Alexander Baervoets – Dans: Claire Croizé, Elodie Juan, Karen Lamberts, Lin Snelling en Alexander Baervoets – Geluidsontwerp Daniel Janssens – Lichtontwerp Hans Meijer.

Op 19 en 20 oktober 2007 in Monty, Antwerpen. 03/238 91 81.
Op 26 oktober 2007 in Buda, Kortrijk
en op 29 oktober 2007 in CC Maasmechelen.

vrijdag 28 november 2008

Purgatorio Popopera, epiloog Mestreech, 31 oktober 2008

door fransien van der Putt

Wat als een inleiding bedoeld is, volgt nu als een epiloog. Op 31 oktober was in Theater aan het Vrijthof de Popopera van Emio Greco en Pieter C. Scholten, kortweg Eg|Pc, te zien. Een opvallende voorstelling, die net als eerder werk van dit duo internationaal hoge ogen gooit, maar ook op verzet stuit. Cultuur en Bedrijf nam de uitdaging aan en programmeerde een van de meest radicale dansvoorstellingen van Nederlandse bodem van de afgelopen jaren. Toen ik na afloop van de voorstelling in Maastricht een sigaret stond te roken op het bordes, riep een meneer uit: “Kunt u mij misschien zeggen wat ik gezien heb? Ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd, maar hier snap ik werkelijk niets van!” En daar stond ik met mijn mond vol tanden, grijnzend. Misschien dat het onderstaande enige verheldering kan verschaffen.

Na de première van [Purgatorio] Popopera tijdens het Holland Festival vergeleken kritische toeschouwers hun teleurstelling met de grote indruk die het eerste deel van de Dante-cyclus had gemaakt. Zij realiseerden zich niet dat er bij de première van Hell in 2006 ook heel wat kritiek was geweest. Zo gaat het vaak met Eg|Pc. Misschien zijn ze hun tijd vooruit, misschien kost het gewoon een aantal speelbeurten voordat de vele mogelijkheden van de artistieke constructie zijn ingedaald en de performers weten hoe ze op ieder moment, op iedere plek en met ieder publiek de spijker op zijn kop moeten slaan. De wederkerigheid tussen zaal en performers is veel invloedrijker dan mensen denken. Al die lichamen in de zaal en op het podium, de verhalen over wat er komen gaat - verwachtingen bepalen voor beide partijen de speelruimte. Wat nu als een voorstelling verwachtingen wil doorbreken?

Ik ga in het navolgende niet beschrijven wat u volgens mij of volgens Eg|Pc of wie dan ook zou moeten zien in wat u gezien heeft op de bewuste vrijdag in Het Theater aan het Vrijthof. Wel kan ik alsnog de meneer op het bordes proberen uit te leggen waarom het werk van Eg|Pc tot mijn verbeelding spreekt. Waarom de Dante-cyclus, die naast Hell en Purgatorio Popopera bestaat uit de solo Purgatorio In Visione en het voor 2010 geplande sluitstuk Paradiso, meer is dan een respectabel waagstuk. Wat dat te maken heeft met de inzet van het lichaam van de danser, het tegendraadse gebruik van muziek en het mobiliseren van het lichaam van de toeschouwer.

verzet
Greco en Scholten hebben zich een aantal jaren minder met dans en meer met film, toneel en opera bezig gehouden, wat te zien is aan Popopera. Hoezeer het ook een echte dansvoorstelling is, het stuk vertoont de sporen van het werken met andere disciplines. Dat gaat niet alleen om de ingrediënten - elektrische gitaren, opera-zangeres, videofilm, theatrale decorstukken - maar ook om de strategische inzet: hoe je iets opvoert, in beeld brengt, laat klinken.
Toen Greco en Scholten in 2006 weer een echte dansvoorstelling uitbrachten, heette die Hell. Ik weet niet of het de mensheid als geheel betrof of de dans in het bijzonder, maar duidelijk was dat Eg|Pc vragen stelden bij de al te gemakkelijke inzet van lichamelijk vertoon en het al te licht voorbij gaan aan menselijk leed. Veel van hun werk verzet zich tegen gewoonten in de dans en tegen de maatschappelijke kaders die in de praktijk van de dans doorklinken. Het bracht hen op het pad van de multidisciplinaire uitwisseling.



Tien jaar eerder, in 1996, begonnen Emio Greco en Pieter C. Scholten hun samenwerking met een solo en een manifest. Bianco heette de eerste voorstelling: beginnen bij het begin, wars van technisch vernuft of theatrale pretenties, maar bezeten door de noodzaak om de complexiteit van de fysieke ervaring centraal te stellen in de dans. Alles halen uit dat ene lichaam met slechts een aantal principes op zak, geformuleerd in het manifest. Dans moet volgens Greco en Scholten meer zijn dan esthetische lichaamsvormen op muziek. Het gaat om het vermogen van de danser om via zijn lichaam de wereld anders waar te nemen en dit te delen met een publiek. Je lichaam tot het uiterste drijven, niet om hoogstandjes te vertonen maar om nieuwe ervaringen op te doen. De esthetische controle over het lichaam opgeven en in plaats daarvan een innerlijke helderheid zoeken, een logica van vlees en bloed; noem het intuïtie, instinct, speelsheid, onderbewustzijn of zelf-inzicht. Het is niet het soort controle dat men gewoon is in de dans. Yoga en ademhalingsoefeningen liggen aan de basis van het werk dat u hebt gezien. Niet de blikken van anderen en in spiegels bepalen de gang over het podium, maar een voortdurend zoeken naar innerlijke rust en het uiting geven aan de zaken die de rust verstoren.

La Divina Commedia
Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Greco en Scholten zich op een goede dag in La Divina Commedia van Dante Alighieri verdiepten. Vrij naar Frans van Dooren, de vertaler van de Ambo-uitgave 700 jaar na dato, zou je kunnen zeggen dat Dante, als hoofdpersoon in zijn eigen werk, met zijn reis door de hel, via de louteringsberg naar de hemel, de ontwikkeling beschrijft van een mens die op zoek is naar innerlijke transformatie. Inferno, de hel, is de plek waar hij zich van zijn falen, zijn zondigheid bewust wordt. De weg naar de louteringsberg, purgatorio, staat voor het proces waarin hij zich van het kwade probeert los te maken en paradiso, de hemel, is de plek waar hij de hoogste waarheid en de liefde bereikt, dat wil zeggen God. Tegenwoordig gaan mensen liever naar een psycholoog, nemen een sabbatical of bedienen zich van zelfhulpliteratuur. Of zij maken theater.

De lichamelijke straffen in Dante's Inferno zijn in de Hell van Eg|Pc een gemoedstoestand geworden. De voorstelling refereert aan een gemedialiseerde wereld, waar identiteiten uitwisselbaar zijn, de televisie de hele dag aanstaat, doodzonden naar hartenlust en in het openbaar worden botgevierd onder daverende lachsalvo's en ingeblikt applaus. De boom van goed en kwaad heeft zijn blad verloren, alleen Beckett weer er nog raad mee. De middeleeuwse strijd van overleven is vervangen door het wachten op verbinding. Het onherbergzame oord van Dante: “ongenaakbare rotsen, hete zandvlakten, kille ijsvloeren, doornige kreupelbossen, woest stromende rivieren en stinkende poelen”, is bij Eg|Pc een uit de hand lopend avondje entertainment geworden. De verraders en bedriegers beginnen met een indrukwekkende playbackshow. De stilte die volgt ontroert door de eenzaamheid en nietserigheid die er uit spreekt. Maar als het klassieke ballet wordt geparodieerd op een Oostenrijkse hoempastamp, de duivel - notabene gedanst door de choreograaf - een van de danseressen misbruikt en vernedert voor het oog van de wereld en de pathos van Beethoven's vijfde symfonie, ta-ta-ta-taa, de verdrevenen uit het paradijs opnieuw moet gaan redden, dan vergaat een boel mensen het lachen bij deze Komedie. De hel is op aarde, het leven één grote playbackshow, en Henny Huisman uw presentator. Zijn onschuldig grijnzende kop kan ieder moment in de vrolijk verlichte opening van de Hellepoort verschijnen. Hij is de duivel in disguise.

Zoals uit deze beschrijving van Hell blijkt, nemen Greco en Scholten de tekst van Dante niet letterlijk. Maar uit hun hele oeuvre spreekt de behoefte om een waarheid van het lichaam te vinden. Geen hoogste waarheid, maar een waarachtiger inzet van mensen, lichamen en beweging in dans. De pijnpunten opzoeken. Mensen zijn niet van staal, noch van zes miljoen, al houden ze ervan zich zo voor te doen. In plaats daarvan aandacht geven aan het vege lijf. De stress, het struikelen en de verbazing een plaats geven. En zoals Inferno het meest leesbare deel van de Commedia is, zo zijn voor een theatermaker de zonden natuurlijk het meest dankbare onderwerp. Wat de rust verstoort is interessanter dan het verhaal over de eeuwige jachtvelden, waar leeuwen en lammeren in elkaars armen slapen.

De Commedia van Eg|Pc bestaat in tegenstelling tot die van Dante uit vier delen. De weg naar de loutering heeft tot twee producties geleid. Het Purgatorio-tweeluik beschrijft een breukvlak. De loutering van [Purgatorio] Popopera ademt nog het hellevuur en is net als Hell een stuwend groepswerk. [Purgatorio] In Visione wordt door Emio Greco alleen gedanst. In deze solo op een herinterpretatie van de Mattheus Passion richt hij de blik reeds naar de hemel. In de loop van de Dante-cyclus verschuift zo de aandacht langzaam van een collectieve beweging naar een individueel traject. In In Visione danst de auteur, net als Dante, in eigen werk. In Paradiso zal het voltallige gezelschap solo gaan. In het paradijs valt het collectief uiteen. Alsof we elkaar niet meer nodig hebben wanneer we een staat van eeuwige zaligheid hebben bereiken.

Het is Beatrice, Dante's teerbeminde maar onbeantwoorde jeugdliefde, die hem de hemel binnenleidt. Zij is de enige figuur uit de Commedia die een prominente rol heeft gekregen in Popopera. Als een schaduw beweegt ze over het podium. Een in het donker oplichtende schim in showdress, die met haar zangpartijen het lijden van Jezus in herinnering brengt, vanwege onze zonden. Op andere momenten onderbreekt Beatrice de dansers, plaagt de boetelingen met haar hemelse stem van hoogste waarheid en liefde. In de finale leidt dit tot een orgastische uitbarsting op de grootste dooddoener aller tijden: “in heaven, everything is fine, in heaven, everything is ...”

hoe beweeg ik
Welke middelen kunnen een choreograaf en een regisseur in stelling brengen tegen de gesleten paden en de verplichte kuren van de dans en van maatschappelijke omgang in het algemeen? Het oeuvre van Eg|Pc begint met solo's waarin een enkeling reflecteert op zijn positie. Wie ben ik, waar sta ik, wat als ik op m'n kop begin of gewoon net zolang doordans totdat ik de controle over mijn gevoel van zelf verlies? Wat als ik mij de angstige alertheid, de onbezonnen wreedheid of de ongecompliceerde speelsheid van een dier permitteer? Wat is ijdelheid, wat is angst, wat is controle, wat is oprecht? Hoe houd ik contact met het publiek, hoe betrek ik hen in deze egotrip, hoe maak ik hen duidelijk dat het eigenlijk helemaal niet over mijn lichaam gaat, maar over het hunne dat mij waarneemt en met wie ik praat in beweging?



Na de solo's Bianco en Rosso volgde in 1999 voor het eerst een duet. Samen met danseres Bertha Bermudez deden Greco en Scholten een voorstudie voor Extra Dry, het derde deel van de triologie Fra Cervello e Movimento. In deze voorstudie, Doublepoints:two, zetten Greco en Scholten een belangrijke volgende stap in hun ontwikkeling. De vragen uit de solo's werden breder getrokken. Waar sta ik ten opzichte van de ander, wat betekent de ruimte tussen ons, wat botst daar, wat zijn de verschillen en hoe gaan we daar mee om. Het klinkt allemaal niet erg dans-achtig, maar het grappige is dat in dans eigenlijk zelden de vraag wordt gesteld hoe je samen beweegt. Het wordt als vanzelfsprekend verondersteld. Dans gaat vaak over andere dingen dan de concrete dansers die op het podium de klus moeten klaren. Zij stellen zich in dienst van een fysieke rol, zij voeren die uit, soms symbolisch en liefst subliem. Maar dat vanzelfsprekende samengaan van lichamen is natuurlijk verre van reëel, of in ieder geval uiterst zeldzaam, ook onder dansers.

Greco en Scholten besloten daarom geen theatrale middelen te gebruiken om de frictie tussen mensen zichtbaar te maken. Verschil, verlies of tekort (maar ook plezier, voldoening en samenhorigheid) moest zich in de beweging zelf manifesteren en niet via een of andere gedanste rol. De lichaamstaal van Emio Greco, ontwikkeld in de solo's, bleef uitgangspunt en Bermudez werd gevraagd in deze taal mee te gaan. Synchroniseren heet dat in dans- en muziektermen. Daarmee werd van Bermudez eigenlijk het onmogelijke gevraagd. Niet alleen heeft zij een heel ander lichaam dan Emio Greco, ze is ook een heel ander mens. Door Greco's bewegingstaal minutieus te volgen en een uur lang zoveel mogelijk één gezamenlijke beweging te maken, ontstond een hele opmerkelijke synergie van overeenkomst en verschil. Individuele trekken traden door de synchrone inzet van de bewegers juist aan het licht. Niet uitvergoot, grotesk of symbolisch gemaakt, maar subtiel en kleinschalig.















samen
Deze manier van componeren, vanuit de lichaamstaal van Emio Greco, heeft vaak tot kritiek geleid. Greco en Scholten zouden klonen willen produceren, de ijdelheid van de choreograaf die zichzelf verdubbeld wil zien in zijn dansers. Dit is natuurlijk een bekend fenomeen in de dans. In het klassieke ballet worden dansers uitgekozen op hun lichaamsbouw en gelijkenis met een ideaalbeeld. Moderne choreografen kiezen vaak hun evenbeeld uit om mee te werken. Het oeuvre van Eg|Pc wordt nu juist gekenmerkt door pogingen om deze globale kijk op mensen te doorbreken. Het zijn de details in het lichaam en in de persoonlijkheid van de danser die er toe toen. Het is de individuele inzet die het verschil maakt en de happening veroorzaken.

In 2001 maakte Eg|Pc hun eerste groepswerk, Conjunto di Nero. In 2002 volgde Rimasto Orfano, waarna Greco en Scholten tot 2006 geen nieuw danswerk meer maakten, alleen een aantal voorstudies in de Doublepoints-serie. De specifieke benadering van gezamenlijk bewegen, ontwikkeld in de duetten, werd in het groepswerk doorgezet. Het voert te ver om hier op de typische trekken van Conjunto en Rimasto in te gaan, maar het is belangrijk in herinnering te brengen hoezeer de specifieke manier van dansen in een groep bij Eg|Pc het resultaat is van een geleidelijke artistieke ontwikkeling. Het groepswerk zoals te zien in Popopera, appelleert misschien wel aan het verlangen om samen te vallen, op te gaan in een roes van gezamenlijke bewegingen, maar van synchroniciteit is geen sprake meer.

Echte synchroniciteit is eigenlijk alleen mogelijk in gefotoshopte fictie of met nauwkeurig afgestelde machines. Mensen komen heel ver, zie de militaire parades of het klassieke ballet, en sommigen proberen het ook aan dieren te leren, zie het circus, maar ik verzeker u dat de aantrekkingskracht die van deze parades uitgaat, nu juist gelegen is in de onmenselijkheid of onnatuurlijkheid ervan. Perfecte fysieke synchroniciteit of gelijkvormigheid bereiken wij niet. En waarom zouden we ook. Mensen vinden het heerlijk om deel uit te maken van een groep. Wij zijn kuddedieren. Maar heeft u ooit wel eens goed naar een kudde gekeken en hoe die beweegt?



Het werk van Eg|Pc gaat dus niet om de ultieme fysieke prestatie, het is geen sport, al komt het dicht in de buurt. Het gaat ook niet om de ultieme verbeelding, het zijn geen ideale lichamen in ideale rollen, die u als toeschouwer voor een moment uw eigen lichaam, misschien wat uitgezakt of juist al te opgepimpt, doen vergeten. In hun werk spreken Eg|Pc uw lichaam, dat vat vol frustraties, ambities, tegenstrijdigheden en verlangens, verworvenheden en tekorten aan en brengen het stilaan in beweging. Dramatische licht- of geluidseffecten prikkelen de zintuigen, de intensiteit van de dans overspoelt de toeschouwer met indrukken en langzaam raakt je als toeschouwer de controle kwijt. Door het effect van de danser en de dans bij tijd en wijle terug te brengen tot bijna niets, wordt de toeschouwer ook op zichzelf terug geworpen. Je mag het zelf gaan uitzoeken.

muziek als tegenspeler
Vanouds is muziek de ideale begeleider van dans. Het ritme, de toon, het timbre maken iets los in ons lichaam, dat het gemakkelijker doet bewegen. Iedereen die wel eens een dansje waagt, weet dat. In de dans als kunst is de rol van muziek soms wat problematisch. De vanzelfsprekende rol van de de muziek leidt soms tot artistieke inflatie. Waar zou de dans zijn zonder deze muziek, vraag je je wel eens af. De Dante-cyclus thematiseert de relatie tussen dans en muziek. Hell opent met een spetterende playbackshow en voert thema's op uit de vijfde symfonie van Beethoven. In Popopera worden de dansers niet alleen opgezadeld met een tweede instrument, de elektrische gitaar, maar steelt ook een klassiek geschoolde Beatrice de show. In de andere purgatorio voorstelling, In Visione, neemt één enkele danser het op tegen een heel orkest en moet hij zich meten met Bach's wereldberoemde verklanking van lijden en verzet, de Mattheus Passion. In de herschrijving van het oratorium door de Franse componist Franck Krawczyk zijn de zangpartijen weggelaten en overgelaten aan de danser-acteur-auteur. Die moet nu in zijn eentje de inhoud van het werk formuleren, ballancerend op de grens tussen zaal en orkest. Neemt hij de rol van de zanger aan, die van de dirigent, of zelfs die van God? Evengoed is hij de eenzame boeteling, balancerend tussen hemel en hel, publiek en muzikanten, werk en werkelijkheid.

Waar veel dans moeite heeft levende muziek op het podium een plaats te geven, niets mag immers de dans in de weg staan, doorbreken Greco en Scholten deze domeinvrees en bedelen beroemde muziek, het verlangen om te kunnen zingen als je favoriete popster, gitaarspel, een klassiek geschoolde zangeres en in Popopera In Visione zelfs een heel orkest een actieve rol in de voorstelling. Het zijn niet de ingrediënten die het multidisciplinair maken, maar de strategie, de mise-en-scène, de verankering van die ingrediënten midden in het werk

In de Dante-cyclus werpen de muziek, het instrumentarium en de culturele context van de geciteerde werken en muziekpraktijken hindernissen op voor de dans. Zij belemmeren een al te vanzelfsprekende voortgang van de dans en voorzien hem van tegenspel, van last en lijden, van kanttekeningen. Zie hier de functie van de gitaren. De virtuositeit van de dans staat in schril contrast met de ongepolijste bespeling van dat andere instrument. Tegelijkertijd stelt het agerende lichaam van de danser temidden van al die referenties de plaats ter discussie, die in traditionele zin aan het lichaam wordt toebedeeld. Het heeft niet zo'n florissante status. Het geldt als rauwe materie, gevoelig voor ziekten, ten prooi aan lage instincten. Een ondeugdelijke instrument dat hoe goed het ook gedisciplineerd wordt en in de plooi gehouden, het uiteindelijk altijd als tijdelijk omhulsel of inferieur orgaan moet afleggen tegen de zielof het verstand. Het lichaam is zo ongeveer als het gitaarspel van de dansers, tweederangs.

het lichaam van de toeschouwer
Wat wij willen zien en wat we in feite in handen hebben. Ook Popopera doet soms pijn aan de oren. Het waagstuk met de gitaren maakt de dansers onbeholpen en nederig. Vanuit die underdog-positie zullen zij hun waardigheid moeten vinden in het stuk en tegenover het publiek. Dit is helemaal in de lijn met wat Dante zag langs de weg van de loutering: de hovaardigen die gebukt gaan onder zware lasten om nederigheid te leren; de afgunstigen wier ogen zijn dichtgenaaid; de toornigen die in dikke rook zijn gehuld, als symbool van de verblindende woede die hun leven tekende; de hebzuchtigen op hun buik in het stof; de tragen die aan een stuk moeten rondrennen en de onmatigen die niet mogen eten en drinken. De wellustigen branden in een muur van vuur. Ook Dante moet door het vuur lopen, als straf voor zijn onkuisheid.

[Purgatorio] Popopera dringt de ellendigen een collectieve zoektocht op. Wat is loutering in een tijd van infotainment en kredietcrisis? Is de overvloed wel zo paradijselijk als we ons hem voorspiegelen? Welke spiegel houden Emile Ratelband en Menno Büch ons eigenlijk voor? Waarom gaan we bungeejumpen en diepzeeduiken, maar is een stukje lopen naar school of werk al te veel? Waar zoekt een mens zijn toevlucht als hij niet meer mee wil of kan in de vele kanalen, de talloze verbindingen, de eindeloze mogelijkheden en de grenzeloze hoeveelheid? Hoe redden we het vege lijf van een overkill aan beschikbare kicks, cola en correcties? The answer, my friend, is blowing in the wind, zong een geniale oude hip eens.


Amsterdam/Maastricht, november 2008.





eg|pc: www.ickamsterdam.nl

Dante Alighieri, De Goddelijke Komedie, vertaling, inleiding en toelichting Frans van Dooren, Ambo, Amsterdam, 1987/1998.

Overzicht werk Eg|Pc:

Fra Cervello e Movimento:
Bianco - Theater Cosmic, Amsterdam, 1996.
Rosso - Klapstuk, Leuven, 1997.
Extra Dry - Kaaitheater, Brussel, 1999.

Double Points:two - Cadance, Den Haag, 1998.
Double Points:one - Klapstuk, Leuven, 1999.

Conjunto di Nero - Montpellier Danse, 2001.
Rimasto Orfano -Kaaitheater, Brussel, 2002.

Double Points:Schaubühne - Berlijn, 2000.
Double Points:Bertha - Springdance, Utrecht, 2002.
Piano di Rotta, Heure d'été Productions, ARTE France, Samsa Films, 2002.
Teorema - Toneelschuur, Haarlem, 2003.
Orfeo ed Euridice - Edinburg Festival, 2004.
Doublepoints:+ - Korzerthaus Dortmund/Centre Pompidou, 2004/05.
Double Points:Hell - Festival d'Avignon, 2005.
The Assassin Tree - Edinburg Festival, 2006.

Dante-cyclus:
Hell - Montpellier Danse, 2006.
Purgatorio Popopera - Holland Festival, 2008.
Purgatorio In Visione - Holland Festival, 2008.
Paradiso, 2010.

dinsdag 25 november 2008

International Choreographic Center Amsterdam - EG|PC



INTERNATIONAAL CHOREOGRAFISCH KUNSTENCENTRUM

In collaboration with Pieter C. Scholten, I wrote a rather unusual text about the work of EG | PC. It considers everything but their artistic work: approach, method, background, plans, extra projects like in education and other ways of exchange, discourse, publishing, follies ... It is what they do, but not neccesarily are regarded for. It was hard work and quiet a fight between us, Pieter and me. Rarely I had such pleasure in accomplishing a text this way, with someone. If this is copy or ghost writing, I wouldn't mind doing it day in day out. An impressive combination of input/output, cutting edge and compromise, a very interesting process. Unheard of, this kind of openness in (Dutch) dance about ambitions and beliefs, 40 pages, people tell me it is really worthwhile reading :) i am proud to mention.

If you contact info@egpc.nl, i am sure they are willing to sent you a copy. It is in Dutch though. Will be translated (and of course rewritten :) later this season.